merken

Betekenis (Engels)

1. (transitive,weak) to notice (a situation, difference not readily apparent)
2. (reflexive,transitive,weak) to memorize, remember, learn
3. (weak) to realize

Concepten

bemerken

merken

noteren

onthouden

waarnemen

neerpennen

nota nemen

opschrijven

bespeuren

in de smiezen krijgen

in het oog krijgen

ontwaren

opmerken

memoriseren

uit het hoofd leren

Uitgesproken als (IPA)

/ˈmɛʁkŋ̍/

Etymologie (Engels)

From Middle High German merken, from Old High German merchen, from Proto-West Germanic *markijan, from Proto-Germanic *markijaną (“to mark, notice”). Cognate with Dutch merken and Icelandic merkja.