böse

Betekenis (Engels)

Adj

1. evil; malicious; wicked
2. bad; naughty
3. (predicative) angry

Adv

nastily, evilly

Concepten

kwaad

😠

boos

slecht

👎

verkeerd

beroerd

👎

kwalijk

👎

verstoord

toornig

kwaadaardig

vertoornd

boosaardig

nijdig

😠

gebelgd

😠

gemeen

gram

kwade

lelijk

verbolgen

😠

vergramd

met opgestoken zeilen

op hoge poten

euvel

erg

boze

ongemanierd

onheilspellend

nijdig

kwalijk

ongepast

geërgerde

geërgerd

omineus

Tegenovergesteld aan

gut, brav

Synoniemen

schlecht

👎

übel

👎

arg

👎

schlimm

👎

boshaft

bösartig

verärgert

gemein

ärgerlich

zornig

😠

aufgebracht

sauer

verderbtheit

wütend

erbost

giftig

fuchtig

😠

aggressiv

garstig

niederträchtig

unheilvoll

ungehalten

ungezogen

grimmig

hässlich

fuchsig

arglistig

sinister

gereizt

gehässig

gallig

finster

böswillig

verrucht

schlechte

ruchlos

fies

widerwärtig

widerlich

wild

unartig

erzürnt

abstoßend

übelwollend

ungehorsam

eklig

schuftig

ekelhaft

eingeschnappt

geladen

Vertalingen

malo

👎

bad

👎

evil

mau

👎

mauvais

👎

cattivo

👎

angry

😠

kötü

👎

κακός

malus

ruim

👎

malvagio

fâché

😠

arrabbiato

Dialecten

Basel-Landschaft

bees

Zürich

bös

Gegevens verstrekt door: Deutsch-Schweizerdeutsches Wörterbuch

Uitgesproken als (IPA)

/ˈbøːzə/

Etymologie (Engels)

Overgenomen van Middelhoogduits: bœse

Overgenomen van Oudhoogduits: bōsi

Verwant aan Jiddisch: בייז

Verwant aan Nederlands: boos

Verwant aan Engels: boast

In summary

From Middle High German bœse, bōse, from Old High German bōsi, from Proto-West Germanic *bausī, from Proto-Germanic *bausuz (“inflated, puffed up, arrogant, bad”), from Proto-Indo-European *bʰew-, *bew- (“to blow, inflate, swell”), akin to Yiddish בייז (beyz), Dutch boos, and English boast.