zegt…
Al pasar Werkwoord el Bepaler tiempo ⌚ Zelfstandig naamwoord , el Bepaler niño 🧒 Zelfstandig naamwoord crece Werkwoord y Coördinerende conjunctie entra Werkwoord a la universidad Zelfstandig naamwoord .
Werkwoord
Bepaler
⌚
Zelfstandig naamwoord
Bepaler
🧒
Zelfstandig naamwoord
Werkwoord
Coördinerende conjunctie
Werkwoord
Zelfstandig naamwoord
Wanneer de tijd verstrijkt, groeit het kind en gaat het naar de universiteit. Wanneer de tijd verstrijkt, groeit het kind en gaat het naar de universiteit .
Collecties
🏫
School
Woorden en zinnen
al
Contraction of a el (“at the, to the”).
pasar
- to pass, to hand, to slip
- to happen
- to pass, to get past, to go past, to go by, to go over, to get through
- to spend time
- to enter a room
- to go too far, exaggerate
- to exceed, surpass, go over
- to ripen too much, become rotten, become off (food)
- to pass (filter)
- to strain, to sieve, to sift
- to break the law, rule, order
- to trespass (enter on someone's property without permission)
- to puree (crush or grind food into a puree)
- to omit, leave out
- to send, transmit
- to stand, tolerate, bear
- to go through, to pass through, to swing by (+ por)
- to begin a process or action; (with ser) to become, to come to be
- to pass an exam
- to stop by, to swing by
- to spend (time)
el
masculine singular definite article; the
🧒
niño
child, boy
crece
- inflection of crecer:
- inflection of crecer:
entra
- inflection of entrar:
- inflection of entrar:
a la
a la; in the style or manner of
⌚
tiempo
- time
- a while, period of time, long time, length of time, indeterminate amount of time
- tense
- weather