hard

Betekenis (Engels)

Adj

1. hard, strong
2. strong, not easily devalued
3. unquestionable, uncontestable
4. heartless, unsympathetic (of a person)
5. hard, difficult
6. harsh, heavy
7. hard, rich in calcium (of water)
8. loud (of sound)
9. fast

Adv

1. fast, swiftly
2. very
3. loudly

Verb

1. (first-person,form-of,indicative,present,singular) inflection of harden:
2. (form-of,indicative,present,second-person,singular) inflection of harden:
3. (form-of,imperative) inflection of harden:

Synoniemen

luid

zwaar

streng

harde

bar

duchtig

straf

ruw

snel

verheven

ongemanierd

hoog

gauw

harteloos

onbeschaafd

in allerijl

wreed

stevig

vlug

stug

luide

taai

moeilijk

onzacht

kalkrijk

schielijk

vast

vastberaden

veeleisend

vluchtig

volhoudend

weerbarstig

gevoelloos

afgestompt

star

bot

droog

halsstarrig

hardvochtig

hevig

kalkrijke

klankrijk

lang

lastig

meedogenloos

onbarmhartig

onbuigzaam

ongevoelig

onweerlegbaar

onweerlegbare

oppervlakkig

prompt

scherp

slim

sonisch

standvastig

stemhebbend

sterk

stijf

tijdig

Uitgesproken als (IPA)

/ɦɑrt/

Etymologie (Engels)

From Middle Dutch hart, from Old Dutch hart, from Proto-West Germanic *hard(ī), from Proto-Germanic *harduz.