halen

Betekenis

1. (transitive) to fetch, to get
2. (transitive) to reach (a goal), to catch
3. (intransitive) to make it

Met koppelteken als

ha‧len

Uitgesproken als (IPA)

/ˈɦaːlə(n)/

Etymologie

From Middle Dutch halen, from Old Dutch *halon, from Proto-West Germanic *halōn, from Proto-Germanic *halōną.

Zinnen

Ik ga nog even wat water halen .

I'm going to get some more water.

Ellen gaat iedere ochtend brood bij de bakker en vlees bij de slager halen .

Ellen goes to the bakery every morning to get bread and meat from the butcher.

Oorlogen en conflicten halen vaak onvoorstelbaar kwaad in zulke mensen naar boven .

Wars and conflicts often bring out unimaginable evil in such people.

Ik ga mijn cursus halen in de boekenwinkel .

I'm going to pick up my course at the bookstore.

Het laatste jaar is slecht geweest en wij zullen de streefcijfers dus nooit halen .

Last year was disappointing, and we will therefore never be able to meet the target.