controlar

Betekenis (Engels)

1. to control, to rein in
2. to manage, to handle (e.g. managing symptoms, pain, stress or emotions)
3. to monitor, to check, to supervise, to oversee, to verify, to regulate, to check on
4. (reflexive) to be controlled, to be managed
5. (reflexive) to be monitored, to be checked
6. (reflexive) to get a grip (i.e. to control oneself)

Concepten

controleren

checken

surveilleren

aflezen

beheersen

besturen

nakijken

toezicht houden

toezien

acht slaan op

de scepter zwaaien

heersen

letten op

opletten

oppassen

passen op

regeren

aankunnen

iets de baas worden

verifiëren

waken

Met koppelteken als

con‧tro‧lar

Uitgesproken als (IPA)

/kontɾoˈlaɾ/

Etymologie (Engels)

Borrowed from French contrôler.