access
Betekenis (Engels)
-
- A way or means of approaching or entering; an entrance; a passage.
- The act of approaching or entering; an advance.
- The right or ability of approaching or entering; admittance; admission; accessibility.
- The quality of being easy to approach or enter.
- Admission to sexual intercourse.
- An increase by addition; accession
- An onset, attack, or fit of disease; an ague fit.
- An outburst of an emotion; a paroxysm; a fit of passion.
- The right of a noncustodial parent to visit their child.
- The process of locating data in memory.
- Connection to or communication with a computer program or to the Internet.
- Complicity or assent.
Concepten
toegang
aanval
intrede
vlaag
binnengaan
entree
offensief
attaque
oprijlaan
oprit
passage
toegangsweg
benadering
toegangsrecht
toelating
instemming
aanwinst
toevoeging
toeval
uitval
bezoekrecht
bereiken
toegang hebben
verkrijgen
heenweg
nadering
opwelling
toegankelijkheid
aanneming
aanvaarding
acceptatie
betrekking
kennismaking
landing
omgang
ontmoeting
ontvangst
verband
verhouding
verkeer
verstandhouding
bestorming
charge
stormloop
aandrang
aandrift
impuls
stuwing
drang
toegang verkrijgen tot
bereik
vermeerdering
Frequentie
Met koppelteken als
ac‧cess
Uitgesproken als (IPA)
/ˈæksɛs/
Etymologie (Engels)
From Middle English accesse, acces, borrowed from Middle French acces (“attack, onslaught”) or from its source Latin accessus, perfect passive participle of accēdō (“approach; accede”), from ad (“to, toward, at”) + cēdō (“move, yield”). Doublet of accessus. First attested in the early 14th century. The sense "entrance" was first attested about 1380.
Verbeter je uitspraak
Begin met het leren van Engels met learnfeliz .
Oefen het spreken en onthouden van " access " en vele andere woorden en zinnen in Engels .
Ga naar onze Engels cursuspagina
Notes