Farm

Betekenis (Engels)

1. (feminine) farm (see usage notes)
2. (feminine,in-compounds) a farm that specialises in a particular agricultural product

Concepten

pachthoeve

boerderij

ranch

pachtboerderij

stevig

vast

fokkerij

landbouwbedrijf

boerenbedrijf

hoeve

veefokkerij

pachtboerderij

bezitting

veeteeltbedrijf

gevestigd

hecht

landgoed

Synoniemen

Bauernhof

Gutshof

Gehöft

Ranch

Bauerngut

Bauernhaus

Gut

Finanzwesen

gediegen

Finanzamt

feststehend

Haufen

Hof

Landgut

fest

Schatzkammer

stabil

Steuerbehörde

Wäsche

wiederstandsfähig

Wirtschaftshof

Ackerhof

Farmhaus

firm

Hühnerfarm

Kleinbauernhof

Pachthof

Finanzverwaltung

Uitgesproken als (IPA)

/farm/

Etymologie (Engels)

Geleend van Engels: farm

In summary

19th century, from English farm, from Middle English ferme, farme (“rent, revenue, produce, factor, stewardship, meal, feast”), influenced by Anglo-Norman ferme (“rent, lease, farm”), from Medieval Latin ferma, firma. Both from Old English feorm, fearm, farm (“provision, food, supplies, provisions supplied by a tenant or vassal to his lord, rent, possessions, stores, feast, entertainment, haven”).

Zinnen

Eine kleine Farm zierte den Hang .

Een kleine boerderij sierde de helling.