verbinden

Betekenis (Engels)

1. to connect, link up
2. to bandage

Concepten

verbinden

aansluiten

samenvoegen

binden

omzwachtelen

koppelen

vastbinden

vastmaken

verenigen

inzwachtelen

zwachtelen

bijeenbinden

samenbinden

aaneenschakelen

nauwer aanhalen

opwinden

spannen

strekken

uitrekken

agglutineren

doen samenkleven

samenplakken

toevoegen

linken

aanplakken

aan elkaar vastmaken

legeren

aanbinden

aanbranden

bepalen

bevestigen

fixeren

meren

onderbinden

tuigeren

vastleggen

vaststellen

aaneenvoegen

afstellen

bijdoen

bijeenbrengen

bijeenvoegen

bijmengen

bijvoegen

ineenzetten

instellen

passend maken

samenbrengen

samenstellen

toegeven

verstellen

aanknopen

een knoop leggen

knopen

afrossen

een verband omleggen

roskammen

verzorgen van een wond

inbinden

bijeenkomen

samenkomen

vergaderen

omwikkelen

voegen

associëren

combineren

verplichten

monteren

aanhechten

annexeren

schakelen

dooreenmengen

husselen

link

mengen

mixen

vermengen

huwen

in de echt verbinden

trouwen

Uitgesproken als (IPA)

/vərˈbɪndə(n)/

Etymologie (Engels)

From Middle Dutch verbinden, from Old Dutch *farbindan, from Proto-West Germanic *frabindan. Equivalent to ver- + binden. Cognate with German verbinden and Old English forbindan (whence Middle English forbinden).

Zinnen

Om op internet te komen moet je de kabel verbinden met de router .

To access the Internet, you need to connect the cable to the router.