own

Betekenis (Engels)

Concepten

bezitten

eigen

erop nahouden

rijk zijn

hebben

toegeven

afgezonderd

afzonderlijk

apart

bijzonder

los

erkennen

rijk zijn

in bezit houden

bloedeigen

Frequentie

A1
Uitgesproken als (IPA)
/əʊn/
Etymologie (Engels)

From Middle English owen, aȝen, from Old English āgen (“own, proper, peculiar”), originally the past participle of āgan; from Proto-West Germanic *aigan (“own”), from Proto-Germanic *aiganaz (“own”), from Proto-Indo-European *h₂eyḱ- (“to have, possess”). Cognates Cognate with Scots ain (“own”), Saterland Frisian oain (“own”), Dutch, German and Norwegian Nynorsk eigen (“own”), Norwegian Bokmål and Swedish egen (“own”), Icelandic eigin (“own”). Originally past participle of the verb at hand in English owe. Also cognate with Sanskrit ईश्वर (īśvará, “able to do, capable of; owner, master”).

Engels

Begin met het leren van Engels met learnfeliz .

Oefen het spreken en onthouden van " own " en vele andere woorden en zinnen in Engels .

Ga naar onze Engels cursuspagina

Notes

Sign in to write sticky notes

Questions