próprio

Betekenis

Adj

1. (not-comparable) own
2. (not-comparable) proper, adequate
3. (not-comparable) peculiar, particular
4. (Portugal,not-comparable) eigen-

Det

itself, themselves (used for emphasis)

Uitgesproken als (IPA)

/ˈpɾɔ.pɾi.u/

Etymologie

Borrowed from Latin proprius (“own”).

Zinnen

Ele disse que tudo tem seu próprio destino .

Hij zei dat alles zijn eigen bestemming heeft.

Todo homem tem seu próprio preço .

Elke man heeft zijn eigen prijs.

Cada caminho tem seu próprio rastro .

Elk pad heeft zijn eigen spoor.

Eles também serão responsáveis pelo trabalhador ao viajar em seu próprio veículo .

Ze zullen ook verantwoordelijk zijn voor de werknemer wanneer ze in zijn eigen voertuig reizen.

O valenciano precisa de seu próprio think tank .

Valencian heeft hun eigen denktank nodig.