overcome

Betekenis (Engels)

Verb

1. (transitive) To surmount (a physical or abstract obstacle); to prevail over, to get the better of.
2. (intransitive) To prevail.
3. (transitive) To recover from (a difficulty), to get over.
4. (transitive) To win against or prevail over in some sort of battle, contest, etc.
5. To come or pass over; to spread over.
6. (obsolete) To overflow; to surcharge.

Noun

1. (Scotland) The burden or recurring theme in a song.
2. (Scotland) A surplus.

Adj

That has been overcome, prevailed over.

Concepten

overwinnen

verslaan

zegevieren

😤

bevangen

winnen

overtreffen

afslachten

bedaren

delven

deprimeren

doden

🔪🩸👤

doodmaken

doodschieten

doorgaan

fnuiken

fusilleren

gaan door

geruststellen

geweld aandoen

kalmeren

kappen

kleinmaken

neerdrukken

neerhalen

neerslachtig maken

neervellen

ombrengen

🔪🩸👤

omhakken

onder de indruk

ontmoedigen

opduikelen

opgraven

overgaan

overkomen

overmeesteren

oversteken

overweldigen

rooien

slachten

slopen

te boven gaan

terneerdrukken

uitblinken

uitgraven

uitmunten

uitputten

vellen

vernederen

verootmoedigen

verpletteren

Synoniemen

defeat

conquer

beat

subdue

vanquish

overpower

win

surmount

overwhelm

get over

defeated

master

triumph

😤

subjugate

surpass

win over

overthrow

suppress

get through

cope with

outdo

seized

overpowered

overbear

vanquished

destroy

take

crush

conquered

quell

rise above

pass

have the best

grip

whelm

humiliate

whip

tide over

trounce

weather

succeed

lick

tame

rout

carry

seize

quash

prevail

overtake

overrun

Vertalingen

vaincre

vencer

überwinden

besiegen

surmonter

superar

superar

vincere

superare

yenmek

derrotar

vencer

überwältigen

vèncer

superar

Uitgesproken als (IPA)

/ˌəʊvəˈkʌm/

Etymologie (Engels)

Overgenomen van Middelengels: overcomen

Overgenomen van Oudengels: ofercuman

Verwant aan Nederlands: overkomen

Verwant aan Duits: überkommen

Verwant aan Deens: overkomme

Verwant aan Zweeds: överkomma

In summary

Inherited from Middle English overcomen, inherited from Old English ofercuman (“to overcome, subdue, compel, conquer, obtain, attain, reach, overtake”). By surface analysis, over- + come. Cognate with Dutch overkomen, German überkommen, Danish overkomme, Swedish överkomma.