humiliate

Betekenis (Engels)

1. (transitive) To cause to be ashamed; to injure the dignity and self-respect of.
2. (transitive) To make humble; to lower in condition or status.
3. (transitive) To defeat overwhelmingly.

Concepten

vernederen

verootmoedigen

kleinmaken

degraderen

neerhalen

afbreken

kleineren

vellen

aflaten

afleggen

aflopen

afslachten

bedaren

beledigen

bellen

💍

beschamen

bevangen

delven

deprimeren

dissen

doden

🔪🩸👤

doodmaken

doodschieten

doorgaan

een streep trekken

fnuiken

fusilleren

gaan door

geruststellen

grieven

herleiden

in discrediet brengen

inkorten

inkrimpen

inmaken

kalmeren

kappen

krenken

kwetsen

laten zakken

neerdrukken

neerlaten

neerslachtig maken

neervellen

ombrengen

🔪🩸👤

omhakken

ontmoedigen

opduikelen

opgraven

overwinnen

Tegenovergesteld aan

dignify, honor

Synoniemen

insult

shame

disgrace

abase

mortify

degrade

humble

debase

embarrass

put to shame

dishonor

belittle

discredit

demean

depress

dishonour

offend

slight

mock

overcome

cheapen

let down

abuse

chagrin

affront

subdue

subjugate

defame

chatter

make ashamed

snub

baffle

diminish

stultify

vilify

pull down

lower

indent

humiliation

ridicule

dent

denigrate

demote

disparage

demolish

blaspheme

drop

slander

deflate

defeat

Vertalingen

humilier

humillar

demütigen

umiliare

erniedrigen

ταπεινώνω

εξευτελίζω

humilhar

abaisser

mortificare

kränken

أخزى

rabaisser

mortifier

Uitgesproken als (IPA)

/hjuːˈmɪliˌeɪt/

Etymologie (Engels)

Borrowed from Late Latin humiliātus, perfect passive participle of humiliō (“to abase, humble”) (see -ate (verb-forming suffix)), from Latin humilis (“lowly, humble”), from humus (“ground; earth, soil”); see humble.