demolish

Betekenis (Engels)

1. To destroy (buildings, etc.), especially in a planned or intentional fashion.
2. To defeat, refute, discredit, or consume utterly (as a theory, belief or opponent).
3. To devour; to eat up

Concepten

afbreken

vernietigen

vernielen

slopen

verwoesten

neerhalen

ruïneren

afgeven op

afkammen

kleinmaken

vellen

vernederen

verootmoedigen

afmaken

afdraaien

aflaten

een streep trekken

herleiden

in discrediet brengen

inkorten

inkrimpen

kleineren

laten zakken

neerlaten

reduceren

strijken

te gronde richten

ten val brengen

trekken

verderven

vereenvoudigen

verlagen

verminderen

zetten

afhakken

afhouwen

afkappen

afleggen

aflopen

afslachten

bedaren

bevangen

de moed ontnemen

delven

deprimeren

doden

doodmaken

doodschieten

doorgaan

fnuiken

fusilleren

gaan door

geruststellen

kalmeren

kappen

neerdrukken

neerkomen

neerslachtig maken

neervellen

ombrengen

omhakken

omkappen

ontmoedigen

opduikelen

opgraven

overwinnen

putten uit

rooien

slachten

terneerdrukken

uitgraven

uitputten

verslaan

verzwakken

winnen

wippen

zegevieren

omverwerpen

Uitgesproken als (IPA)

/dəˈmɒl.ɪʃ/

Etymologie (Engels)

Attested since the 16th century; from Middle French demoliss-, the stem of some conjugated forms of the verb demolir (“to destroy”, “to tear down”), from Latin dēmōlior (“I tear down”). Displaced native Old English tōweorpan (literally “to throw apart”).

Zinnen

So there was no pressure to demolish old buildings to put new ones at their place .

Er was dus geen druk om oude gebouwen te slopen om nieuwe op hun plaats te zetten.