begin

Betekenis (Engels)

Verb

1. (ergative) To start, to initiate or take the first step into something.
2. (intransitive) To come into existence.

Noun

Beginning; start.

Concepten

beginnen

aanvangen

aanbinden

aanbreken

begin

starten

ingaan

aanvang

aansnijden

aan wal komen

beginnen met

een aanvang nemen

enteren

inaugureren

ingesteld

inhuldigen

inzetten

landen

stoten op

toespreken

toetreden

vasthaken

zich stoten aan

instellen

entameren

intreden

aanhaken

🪝

aankaarten

aanklampen

aan komen lopen

aanlanden

aan land gaan

aanpakken

aanspreken

Synoniemen

start

commence

initiate

open

originate

undertake

set about

inaugurate

set out

launch

come

lead off

institute

found

break out

make a start

introduce

embark on

make a beginning

beginning

start out

set in

reveal

embark

take up

get down

enter upon

start up

get

arise

run

raise the curtain

undo

𐐺𐐨𐑀𐐮𐑌

set in motion

break

ensue

confess

emerge

come into being

raise

preface

precede

put

approach

place

rainy season

set

during

kick off

Vertalingen

commencer

anfangen

beginnen

cominciare

empezar

comenzar

começar

iniziare

débuter

αρχίζω

başlamak

començar

iniciar

iniciar

incominciare

Uitgesproken als (IPA)

/bɪˈɡɪn/

Etymologie (Engels)

Overgenomen van Middelengels: beginnen

Overgenomen van Oudengels: beginnan

Verwant aan Oudengels: onginnan

In summary

From Middle English beginnen, from Old English beginnan (“to begin”), from Proto-West Germanic *biginnan, from Proto-Germanic *biginnaną (“to begin”), from be- + base verb *ginnaną also found in Old English onginnan.

Zinnen

Librarians should be aware of these issues so that planning for improvement can begin .

Bibliothecarissen moeten zich bewust zijn van deze kwesties, zodat de planning voor verbetering kan beginnen.