sortir

Betekenis (Engels)

  1. to go out, to leave
  2. to go out (to leave one's abode to go to public places, especially for recreation or entertainment)
  3. to come out, to appear, to emerge
  4. to come out, to be published, to be made known
  5. to end up, to turn out
  6. (pronominal, reflexive) to manage to get out of a difficult situation successfully (requires a reflexive pronoun according the subject, and the appropriate form of the adverbial pronoun en)

Concepten

uitgaan
uitkomen
vertrekken

uitstijgen

uittreden

verlaten
uitlopen
uitstappen
weggaan

belenden

bereiken
bestijgen
besturen
brengen
daten
📅
doorbrengen

geduwd worden

geleiden
geven

grenzen aan

heengaan
inhalen
inschakelen
klimmen
leiden

naar beneden gaan

naar boven gaan

opbrengen
opstappen

reiken tot

resulteren
rijzen
schakelen
schenken
smeren
stijgen
toebrengen
toekennen
uitwijken
verdrijven
verlenen
verschijnen
voeren
volgen
voortkomen

voortspruiten

voortvloeien

zich stoten

zinken
doneren
Tegenovergesteld aan
entrar
Synoniemen

marxar
A1
aparèixer
B1
partir
B1
eixir
C1
sorgir
C1

estar promès

anar-se’n

anar-se

brollar
30k
emergir
C2
sobresortir
deixar
A1
resultar
B2
festejar
30k

retirar-se

galantejar
cortejar
34k
fer la cort
menar
aconseguir
A1
anar
A1
assolir
C1
atènyer
27k
conduir
B1
connectar
C1
donar
A1
endollar
abandonar
B1
quedar
A1

estrenar-se

fugir
A2
Vertalingen

salir
uscire
sair
leave

partir

exit
ausgehen
sortir
go out
come out
quit
çıkmak
hinausgehen
Frequentie

A1
Uitgesproken als (IPA)
[surˈti]
Etymologie (Engels)

Verwant aan Occitaans
sortir
Overgenomen van Latijn
sortior
In summary

Inherited from Old Catalan sortir (compare Occitan sortir), from Latin sortīrī (“select”), probably influenced by surrectus (through a Vulgar Latin form *surctus and its derivatives, possibly through a verb *surrectīre, surctīre; cf. also Old Catalan surt, surta).

Verbeter je uitspraak

Notes

Sign in to write sticky notes
Catalaans