weg

Signification

Noun

1. (masculine) way, road
2. (masculine) manner, way (figuratively)

Adv

1. away
2. gone, disappeared
3. (slang) hammered

Prononcé comme (IPA)

/ʋɛx/

Étymologie

From Middle Dutch wech, from Old Dutch weh, weg, from Proto-West Germanic *weg, from Proto-Germanic *wegaz, from Proto-Indo-European *weǵʰ-.

Phrases

Er is geen andere weg , dit is de enige weg voorwaarts .

Il n'y a pas d'autre moyen, c'est la seule route en avant.

Wij moeten een nieuwe weg inslaan .

Nous devons prendre une nouvelle route.

Het land heeft een stap voorwaarts gedaan op weg naar democratie .

Le pays a fait un pas en avant pour la démocratie.

Het kleine kindje was verlegen en kroop weg achter de benen van haar moeder .

Le petit enfant était timide et a rampé derrière les jambes de sa mère.

Nadat de laatste patiënt weg was waste de dokter grondig zijn handen .

Après le départ du dernier patient, le médecin s'est soigneusement lavé les mains.

Blijf weg uit dat wespennest .

Éloignez-vous de ce nid de guêpe.

Het noodzakelijke referendum is helaas nog heel ver weg .

Le référendum nécessaire est malheureusement encore très loin.

Het is zeer belangrijk dat de consument probleemloos zijn weg kan vinden .

Il est très important que le consommateur puisse trouver son chemin sans aucun problème.