ik

Signification

I (first-person singular personal pronoun)

Prononcé comme (IPA)

/ɪk/

Étymologie

From Middle Dutch ic, from Old Dutch ik, from Proto-West Germanic *ik, from Proto-Germanic *ek, from Proto-Indo-European *éǵh₂. Compare Low German ik, West Frisian ik, German ich, English I, Danish jeg.
See I (English, etymology 3).

Phrases

Dit wilde ik nog gezegd hebben .

Je voulais l'avoir dit.

Hier voel ik mij thuis .

Ici, je me sens chez moi.

Ik ga nog even wat water halen .

Je vais avoir de l'eau.

Hier zijn de twaalf dingen die ik bedoelde .

Voici les douze choses que je voulais dire.

Ik denk dat wij , het publiek , beter verdienen .

Je pense que nous, le public, gagnions mieux.

Hartelijk dank en ik verzoek u allen dit verslag morgen te steunen .

Merci et je vous demande de soutenir ce rapport demain.

Overigens kan ik niet iedereen zoveel voordeel geven .

Soit dit en passant, je ne peux pas offrir à tout le monde autant d'avantages.

Ik ben het dus met u eens dat dit een belangrijke factor is .

Je suis donc d'accord avec vous que c'est un facteur important.