schade

Bedeutung (Englisch)

Noun

damage, detrimental effect

Verb

singular present subjunctive of schaden

Konzepte

Schaden

Verlust

Beschädigung

Verderbnis

Defekt

Mangel

Einbuße

Abtrag

Mitleid

Nachteil

Sachschaden

Untergang

Ausfall

Synonyme

nadeel

verlies

strop

deficit

afbreuk

beschadiging

defect

gebrek

ondergang

vermissing

verderf

schadepost

zonde

jammer

nederlaag

onheil

schadelijk

verliezen

Mit Bindestrich als

scha‧de

Ausgesprochen als (IPA)

/ˈsxaː.də/

Etymologie (Englisch)

From Middle Dutch schāde, from Old Dutch skatho, from Proto-West Germanic *skaþō, from Proto-Germanic *skaþô.

Sätze

Zij lopen voor hun hele leven schade op .

Sie erleiden ihr ganzes Leben lang Schaden.

Uiteraard betalen wij voor de schade aan je auto .

Natürlich bezahlen wir den Schaden an Ihrem Auto.

Er was veel schade na de tropische storm .

Nach dem tropischen Sturm gab es viel Schaden.

Die schade zou desastreuze gevolgen kunnen hebben .

Dieser Schaden könnte katastrophale Folgen haben.

Gelukkig raakte er niemand gewond , maar er was aanzienlijke materiële schade .

Glücklicherweise wurde niemand verletzt, aber es gab erhebliche Materialschäden.

Wel is daarentegen voor iedereen duidelijk dat beleggers enorme schade is berokkend .

Es ist jedoch allen klar, dass Anleger enorme Schäden verursacht haben.