hadden

Bedeutung

1. (form-of,indicative,past,plural) inflection of hebben:
2. (dated,form-of,formal,past,plural,subjunctive) inflection of hebben:

Ausgesprochen als (IPA)

/ˈɦɑ.də(n)/

Sätze

Wij hadden graag op meer punten vooruitgang gezien .

Wir hätten gerne Fortschritte in mehr Punkten gesehen.

De soldaten hadden zich overgegeven .

Die Soldaten hatten sich ergeben.

De kinderen voerden de opdracht uit die ze op school hadden gekregen .

Die Kinder führten den Auftrag aus, den sie in der Schule erhalten hatten.

Op de plaats van de moord hadden de onderzoekers een lege huls gevonden , maar toch was er niemand neergeschoten .

Die Forscher hatten eine leere Hülse auf der Stelle des Mordes gefunden, aber niemand war erschossen worden.

Ze hadden voor het eerst gezoend op de speelplaats.

Sie hatten den Spielplatz zum ersten Mal geküsst.

De motten hadden gaten gemaakt in de gordijnen .

Die Motten hatten Löcher in den Vorhängen gemacht.

De inbrekers hadden alle kasten overhoop gehaald .

Die Einbrecher hatten alle Schränke auf den Kopf gestellt.

Ze hadden geen flauw idee welke richting ze uit moesten aan de tweesprong.

Sie hatten keine Ahnung, in welche Richtung sie auf den beiden Sprung gehen mussten.