waren

Meaning

Verb

to wander, to roam

Noun

plural of waar

Hyphenated as

wa‧ren

Pronounced as (IPA)

/ˈʋaːrə(n)/

Etymology

Unknown. The only cognate found is West Frisian waarje. Perhaps related to Old High German wadalōn (“to roam, wander”); if so, related to Proto-West Germanic *wāan (“to blow (of wind)”); compare modern German Wallfahrt (“pilgrimage”). Or, related to Old English wāþ (“wandering, hunt”), from Proto-West Germanic *waiþu (“wandering, hunt”).

Sentences

Deze cijfers waren niet uit de lucht gegrepen of verzonnen .

These were not invented figures, plucked out of the air.

In de late namiddag waren ze eindelijk klaar met opruimen .

In the late afternoon, they were finally done cleaning up.

Bij de haven van Rotterdam komen veel waren binnen .

Many goods arrive at the port of Rotterdam.

Mijn peter en meter waren aanwezig bij mijn doopsel .

My godfather and meter were present at my baptism.

Toen ik jong was waren de computerlessen relatief simpel .

When I was young, computer lessons were relatively simple.

Het was koud in de berghut en de twee dekens waren nauwelijks voldoende om ons warm te houden .

It was cold in the cabin and the two blankets were barely enough to keep us warm.

De soldaten in de loopgraven waren vaak kanonnenvoer .

The soldiers in the trenches were often cannon fodder.

Er waren opnieuw problemen met de vrachtwagen die de werf niet kon binnenrijden.

There were again problems with the truck that could not enter the yard.