jaar

Meaning

1. (neuter) year (the time it takes the Earth to circle the Sun; its equivalent on other planets)
2. (neuter) year (the individuals associated with a year, notably the students in or graduates from an annual class at school)

Concepts

year

solar year

age

doze

nap

twelvemonth

years

sleep

😴

academic year

equinoctial year

an

calendar year

Synonyms

hazeslaapje

klas

slaap

😴

ster

⭐

Zevengesternte

kalenderjaar

academisch jaar

Pronounced as (IPA)

/jaːr/

Etymology

From Middle Dutch jâer, from Old Dutch jār, from Proto-Germanic *jērą, from Proto-Indo-European *yeh₁-.

Sentences

De aarde draait per jaar eenmaal rond de zon .

The earth revolves around the sun once a year.

Het agentschap is maar drie jaar oud .

The agency is only three years old.

Ik denk echter dat die strijd feitelijk verloren is , althans dit jaar .

However, I think that battle is actually lost, at least this year.

De machtige heerser leidde al tien jaar het land .

The powerful ruler has led the country for ten years.

De hoeveelheid ijs op de Noordpool daalt jaar na jaar .

The amount of ice in the Arctic is decreasing year after year.

Wie heeft de Nobelprijs voor Natuurkunde gewonnen dit jaar ?

Who won the Nobel Prize in Physics this year?

Het laatste jaar is slecht geweest en wij zullen de streefcijfers dus nooit halen .

Last year was disappointing, and we will therefore never be able to meet the target.

Waarom een jaar later terugkomen met een vrijwel identieke resolutie ?

Why come back a year later with an almost identical resolution?