iedere

Meaning

1. (attributive,feminine,form-of,masculine,singular) inflection of ieder:
2. (attributive,definite,form-of,neuter,singular) inflection of ieder:
3. (attributive,form-of,plural) inflection of ieder:

Sentences

Ik maak iedere ochtend mijn bed op .

I make my bed every morning.

Douche jij iedere ochtend ?

Do you shower every morning?

Hij was al dertig , maar schreef nog steeds iedere dag in zijn dagboek .

He was already thirty, but still wrote in his diary every day.

Iedere week ga ik naar de fitness.

I go to the gym every week.

Iedere dinsdag gaan we naar de dansles.

Every Tuesday we go to dance class.

Ellen gaat iedere ochtend brood bij de bakker en vlees bij de slager halen .

Ellen goes to the bakery every morning to get bread and meat from the butcher.

Het is onbegonnen werk om iedere naam te doen voorkomen in de zinnen .

It is impossible to make every name appear in the sentences.

Iedere keer dat je jezelf verbrand vergroot je de kans op huidkanker .

Every time you burn yourself, you increase the risk of skin cancer.