hoek

Meaning

1. (masculine) corner
2. (masculine) angle
3. (masculine) hook

Concepts

angle

corner

nook

hook

🪝

vertex

wedge

-gon

bend

chock

Synonyms

uiteinde

helling

bocht

punt

spits

rechte hoek

zang

lied

🎶

gezang

🎶

Gender

♂️ Masculine

Pronounced as (IPA)

/ɦuk/

Etymology

From Middle Dutch hoec, huoc, from Old Dutch *huok, from Proto-West Germanic *hōk, from Proto-Germanic *hōkaz (“hook”), from Proto-Indo-European *kog-, *keg-, *keng- (“peg, hook, claw”).

Sentences

Dat gebouw op de hoek is een geheime spionnen organisatie .

That building on the corner is a secret spy organization.

Ik voelde een schok in mijn elleboog toen ik de hoek van de tafel raakte .

I felt a shock in my elbow as I hit the corner of the table.