daarop

Meaning

1. (adverb, form-of, pronominal) pronominal adverb form of op + dat
2. thereupon, following that

Concepts

thereafter

then

next

on that

beyond

afterward

thereon

thereupon

ensuingly

subsequentially

after this

sithence

afterwards

consequently

eft

following

on it

thence

from that time on

Synonyms

vervolgens

dan

hierop

achteraf

daarna

naderhand

daaropvolgend

nadien

toen

later

erna

achterna

nadat

Hyphenated as

daar‧op

Pronounced as (IPA)

/daːrˈɔp/

Etymology

Inherited from Middle Dutch: dâeroppe

In summary

From Middle Dutch dâeroppe. Equivalent to daar + op.

Sentences

Maar kunt u mij ook zeggen waar de precieze antwoorden daarop gebleven zijn ?

Yet where are the precise answers to these questions?

Daarop heeft men ons overigens reeds in juli geattendeerd.

Incidentally, we were already made aware of this in July.

Ik zal overigens morgen , met goedkeuring van de rapporteur, een mondeling amendement daarop indienen .

In fact, with the rapporteur's consent, I will table an oral amendment on this matter tomorrow.