afspraak

Meaning

1. (feminine, masculine) arrangement, agreement, understanding
2. (feminine, masculine) appointment, date

Concepts

appointment

date

📅

rendezvous

agreement

rendez-vous

accord

accommodation

understanding

arrangement

deal

mutual agreement

pact

tryst

protest

meeting

engagement

objection

convention

Synonyms

rendez-vous

akkoord

overeenkomst

afspraakje

ontmoeting

schikking

verbintenis

regeling

belofte

colloquium

termijn

symposium

verdrag

voorbereiding

weerzien

goedkeuring

pact

Hyphenated as

af‧spraak

Pronounced as (IPA)

/ˈɑfˌspraːk/

Etymology

From afspreken.

Sentences

Kan je morgen een afspraak regelen ?

Can you arrange an appointment tomorrow?

Zet je die afspraak in je agenda ?

Do you put that appointment on your agenda?

Zal ik die afspraak even verzetten ?

Shall I reschedule that appointment?

Een voorwaarde voor deze afspraak is dat wij de meerderheid van de aandelen krijgen .

A condition for this agreement is that we receive the majority of the shares.