pai

Betekenis

1. (masculine) father (male who sires a child)
2. (masculine) one's father
3. (masculine,plural-normally) parent (either a mother or a father)
4. (figuratively,masculine) father (the founder of a discipline or science)

Geslacht

♂️ Mannelijk

Uitgesproken als (IPA)

/ˈpaj/

Etymologie

From Old Galician-Portuguese pay, hypocoristic form of padre, from Latin pater (“father”), from Proto-Indo-European *ph₂tḗr (“father”). Doublet of padre.
Compare Galician pai, Mirandese and Leonese pai and Aragonese pai.

Zinnen

Tenho idade para ser seu pai .

Ik ben oud genoeg om je vader te zijn.

O pai e a mãe eram do Sul .

De vader en moeder kwamen uit het zuiden.

É muito parecido com o pai dele .

Het lijkt erg op zijn vader.

Meu pai está tão ocupado que não tem tempo para ler livros .

Mijn vader is zo druk dat hij geen tijd heeft om boeken te lezen.

Meu pai não fuma nem bebe .

Mijn vader rookt of drinkt niet.

Eu estava tão impotente quando vi meu pai chorando na minha frente .

Ik was zo machteloos toen ik mijn vader voor me zag huilen.

" Meu pai , me perdoe ", acrescentou .

"Mijn vader, vergeef me," voegde hij eraan toe.

Um pai e seu filho estão brincando com alguns Legos no quarto da criança .

Een vader en zijn zoon spelen met wat Legos in de kamer van het kind.