top

Betekenis (Engels)

Noun

1. (masculine) top (uppermost part)
2. (figuratively,masculine) apex
3. (masculine) summit, peak (high point of a mountain or object)
4. (masculine) summit, highest-level assembly
5. (masculine) top (piece of women's clothing)
6. (masculine) dominant

Adj

great, very good

Verb

1. (first-person,form-of,indicative,present,singular) inflection of toppen:
2. (form-of,indicative,present,second-person,singular) inflection of toppen:
3. (form-of,imperative) inflection of toppen:

Concepten

top

spits

punt

topje

tip

kruin

piek

neus

kroon

toppunt

hoogtepunt

besluit

beëindiging

eind

einde

end

voleinding

bovenstuk

bуvengedeelte

eindstuk

bovenkant

bergtop

Uitgesproken als (IPA)

/tɔp/

Etymologie (Engels)

From Middle Dutch top, topp, from Old Dutch *topp, *top, from Proto-West Germanic *topp, from Proto-Germanic *tuppaz.

Zinnen

Na die regenbui was hij nat van top tot teen .

After that rain, he was wet from head to toe.