staan

Betekenis (English)

1. (intransitive) to stand, to be upright
2. (intransitive) to be, to be placed or located
3. (auxiliary) Forms a continuous aspect. Although it carries an implication of standing, this is vague and is not strictly required or emphasized.
4. (intransitive) to be present, have a stand or location
5. (intransitive) to say, to be written, to be said (to be indicated in written form)
6. (intransitive) to suit, fit, befit (of clothing)
7. (auxiliary) Indicates a prospective outcome, or something that will happen in the near future

Synonyms

aankleden

👗

omkleden

kleden

👗

bekleden

zijn

liggen

zitten

🪑

bestaan

blijven

er

ontvangen

opbrengen

opgeven

opleggen

overtrekken

pleisteren

stukadoren

tonen

treuzelen

verwijlen

wezen

aanbrengen

rechtstaan

aandoen

aandringen

aannemen

aantrekken

accepteren

🉑

bepleisteren

Uitgesproken als (IPA)

/staːn/

Etymologie (English)

Inherited from Middelnederlands: stâen

Inherited from Old Dutch: stān

In summary

From Middle Dutch stâen, from Old Dutch stān, from Proto-West Germanic *stān, from Proto-Germanic *stāną.

Zinnen

Waar staan we eigenlijk nog op te wachten ?

What are we actually waiting for?

Wij staan dan met onze rug tegen de muur .

We have our backs to the wall in this respect.

Je blijft hier toch niet staan in de kou ?

You're not going to stand here in the cold, are you?

Internet mag niet boven wetten en normen staan .

The Internet cannot work beyond the reach of the law and standards.

Voorzitter , wij allen staan voor enorme uitdagingen waarop we een antwoord moeten vinden .

Mr President, we all face enormous challenges to which we have to find an answer.

Niet alle landen staan een dubbele nationaliteit toe .

Not all countries allow dual nationality.

Het wordt er al helemaal niet gemakkelijker op als de winstmarges onder druk staan .

It becomes even more difficult when profit margins are in question.

Koeien en paarden staan 's zomers in de wei .

Cows and horses are in the meadow in summer.