heen

Betekenis (Engels)

Adv

1. away
2. (postpositional) to, towards
3. (slang) gone, outside the boundaries of the norms

Noun

sea clubrush (Bolboschoenus maritimus)

Synoniemen

weg

vandoor

verwijderd

voort

over

kwijt

zoek

verdwenen

hiervandaan

om

rondom

van hier

omstreeks

door

Uitgesproken als (IPA)

/ɦeːn/

Etymologie (Engels)

Overgenomen van Middelnederlands: henen

Verwant aan Engels: hence

In summary

From Middle Dutch henen (“away from here, hence”), from a Proto-West Germanic *hin-, from Proto-Germanic *hiz, and Proto-Germanic *-anē. Cognate with English hence.

Zinnen

Waar gaan we nu heen ?

Where to now?

Ze was te kort om over het hek heen te kijken .

She was too short to look over the fence.

Hypocrisie loopt blijkbaar door alle partijen heen .

Hypocrisy apparently runs through all parties.