went

Betekenis (Engels)

Verb

1. (form-of, past) simple past of go
2. (form-of, nonstandard, participle, past) past participle of go
3. (archaic, form-of, participle, past) simple past and past participle of wend

Noun

A course; a way, a path; a journey.

go

• Verb
• Noun
• Adj
• Noun

Lees verder

Synoniemen

depart

gone

leave

past

Vertalingen

çûn

ging

gingen

βλέπε go

andai

gegangen

alla

allèrent

ذهب

Uitgesproken als (IPA)

/wɛnt/

Etymologie (Engels)

Originally the simple past and past participle of wend, but now the past of go due to suppletion.

Zinnen

Some went away while I was there , and other people came .

Sommigen gingen weg terwijl ik daar was, en andere mensen kwamen.

His painting went well , and life went well enough .

Zijn schilderij ging goed en het leven ging goed genoeg.

They went in to drink the tea , which was served in beautiful crystal glasses .

She went to the pharmacy to get her pills .

Ze ging naar de apotheek om haar pillen te krijgen.

I went swimming with dolphins yesterday .

Ik ging gisteren zwemmen met dolfijnen.

These buildings went on to become the most modern monument of the modern city .

Deze gebouwen werden het meest moderne monument van de moderne stad.