storm

Betekenis

Frequentie

B1
Uitgesproken als (IPA)
/stɔːm/
Etymologie

From Middle English storm (“disturbed state of the atmosphere; heavy precipitation; battle, conflict; attack”) [and other forms], from Old English storm (“tempest, storm; attack; storm of arrows; disquiet, disturbance, tumult, uproar; onrush, rush”) [and other forms], from Proto-West Germanic *sturm (“storm”), from Proto-Germanic *sturmaz (“storm”), from Proto-Indo-European *(s)twerH- (“to agitate, stir up; to propel; to urge on”). Related to stir. cognates * Danish storm (“storm”) * Dutch storm (“storm”) * German Sturm (“storm”) * Icelandic stormur (“storm”) * Low German storm (“storm”) * Norwegian Bokmål storm (“storm”) * Norwegian Nynorsk storm (“storm”) * Scots storm (“storm”) * Swedish storm (“storm”) * West Frisian stoarm (“storm”)

Markeer dit

Verbeter je uitspraak

Engels

Begin met het leren van Engels met learnfeliz .

Oefen het spreken en onthouden van " storm " en vele andere woorden en zinnen in Engels .

Ga naar onze Engels cursuspagina

Notes

Sign in to write sticky notes

Questions