change

Betekenis (Engels)

Verb

1. To become something different.
2. To make something into something else.
3. To replace.
4. To replace one's clothing.
5. To replace the clothing of (the one wearing it).
6. To transfer to another vehicle (train, bus, etc.)
7. To exchange.
8. To change hand while riding (a horse).

Noun

1. The process of becoming different.
2. Small denominations of money given in exchange for a larger denomination.
3. A replacement.
4. Balance of money returned from the sum paid after deducting the price of a purchase.
5. An amount of cash, usually in the form of coins, but sometimes inclusive of paper money.
6. A transfer between vehicles.
7. A change-up pitch.
8. Any order in which a number of bells are struck, other than that of the diatonic scale.
9. A public house; an alehouse.

Concepten

veranderen

verandering

wisselen

wijzigen

wisselgeld

wijziging

ruilen

aanpassing

verwisselen

afwisseling

kleingeld

modificeren

zich aanpassen

aanpassen

vervangen

keer

kentering

verloop

wisseling

vermaken

overstappen

andere kleren

modificatie

omkeer

omzetting

transformatie

verzetting

verkeren

pasmunt

anders maken

ruil

overgang

alteratie

amenderen

worden

handelen

geld

poen

adaptatie

bewerking

gedaanteverandering

gedaanteverwisseling

herschepping

hervorming

metamorfose

omvorming

vervorming

kenteren

anders worden

schommeling

zich omkleden

conversie

converteren

doorslag

fluctuatie

fluctueren

fluctuering

innovatie

omruilen

omslaan

variatie

variëren

verschieten

verschoning

verwisseling

zich verkleden

substitutie

vervanging

invaller

transmutatie

mutatie

vooruitgang

vordering

omvormen

omzetten

alterneren

gebeuren

omwisselen

omkleden

beter maken

beter worden

beteren

corrigeren

emenderen

herstellen

op een hoger plan brengen

optimaliseren

verbeteren

de plaats innemen van

in de plaats stellen van

inboeten

verwarren

inruilen

schommelen

Uitgesproken als (IPA)

/t͡ʃeɪnd͡ʒ/

Etymologie (Engels)

From Middle English changen, chaungen, from Old French changier, from Late Latin cambiāre, from Latin cambīre, present active infinitive of cambiō (“exchange, barter”), from Gaulish cambion, *kambyom (“change”), from Proto-Celtic *kambos (“twisted, crooked”), from Proto-Indo-European *(s)ḱambos, *(s)kambos (“crooked”).
Cognate with Italian cambiare, Portuguese cambiar, Romanian schimba, Sicilian canciari, Spanish cambiar. Used in English since the 13th century. Displaced native Middle English wenden, from Old English wendan (“to turn, change”) (whence English wend).
The noun is from Middle English change, chaunge, from Old French change, from the verb changier. See also exchange. Possibly related from the same source is Old English gombe.

Zinnen

He is forced by circumstances to change sides several times .

Hij wordt door omstandigheden gedwongen om meerdere keren van partij te veranderen.