handelen

Betekenis

1. (intransitive) to trade, do business
2. (intransitive) to act

Met koppelteken als

han‧de‧len

Uitgesproken als (IPA)

/ˈɦɑndələ(n)/

Etymologie

From Middle Dutch handelen, from Old Dutch handalon, from Proto-West Germanic *handulōn, from Proto-Germanic *handlōną. By surface analysis, hand + elen. Ultimately of the same origin as the English borrowing at Etymology 2 below (thus, a doublet of the same).

Zinnen

We moeten ophouden met praten en overgaan op handelen .

We need to stop talking and start acting.

Laten we daarom proberen collectief te handelen .

So let us try to act collectively.

Hij heeft ons werkelijk veel stof gegeven tot nadenken en concreet handelen .

He really has provided much food for thought and, above all, practical commitment.