jagen

Betekenis (Engels)

1. (transitive) to hunt
2. (transitive) to tug (a boat) (not by other vessels)
3. (ergative) to move quickly

Concepten

jagen

bejagen

jacht maken op

drijven

verjagen

najagen

azen

scharrelen

scheepsjagen

opjagen

etage

gaan

karren

lopen

marcheren

rijden

schrijden

stappen

sterven

tippelen

treden

van stapel lopen

varen

verdieping

vergaan

verlopen

verscheiden

zich begeven

Met koppelteken als

ja‧gen

Uitgesproken als (IPA)

/ˈjaːɣə(n)/

Etymologie (Engels)

From Middle Dutch jāgen, from Old Dutch *jagon, from Proto-West Germanic *jagōn.

Zinnen

Ik denk toch dat je een jachtvergunning nodig hebt om op herten te jagen .

I still think you need a hunting license to hunt deer.