fout

Betekenis (Engels)

Noun

1. (feminine) error, mistake
2. (feminine) fault, defect

Adj

1. wrong
2. (colloquial) unfashionable, cheesy, inappropriate
3. (historical) active in or collaborating with far-right movements, especially Nazism

Concepten

fout

verkeerd

vergissing

onjuist

mis

dwaling

abuis

gebrek

slecht

foutief

blunder

defect

onjuistheid

misverstand

boosaardig

gek

lastig

mankement

flater

bug

foutje

onvolkomenheid

nalatigheid

incorrectheid

wanprestatie

vlek

maken

zich vergissen

afwijking

faling

mislukking

onwaar

vals

onnauwkeurigheid

onwaarheid

flat

handicap

jong konijn

ontbener

Uitgesproken als (IPA)

/fɑu̯t/

Etymologie (Engels)

From Middle Dutch faute, from Old French faute. The adjectival sense developed later, replacing older foutief.

Zinnen

Ze hebben mijn naam fout gespeld in de Starbucks.

They misspelled my name at Starbucks.

Dat is niet alleen wetenschappelijk niet solide, maar ook in ethisch opzicht fout .

That is not only scientifically unsound, it is also ethically wrong.