gek

Betekenis (Engels)

Adj

1. crazy, mad
2. ludicrous, farcical
3. silly, playful

Noun

1. (masculine) lunatic, madman
2. (masculine) cowl (on a chimney)

Concepten

gek

zot

waanzinnig

krankzinnig

eigenaardig

raar

vreemd

vreemdsoortig

wonderlijk

dol

lachwekkend

gekkin

dolzinnig

stapel

uitzinnig

mal

zottin

belachelijk

ridicuul

onzinnig

dwaas

krankzinnige

boosaardig

fout

lastig

aberrant

abnormaal

afdwalend

afwijkend

zinledig

zinloos

aardig

amusant

boertig

grappig

koddig

komisch

leuk

luimig

moppig

schertsend

vermakelijk

bezetene

gestoord

getikt

maf

niet goed wijs

bijzonder

bizar

buitengewoon

curieus

typisch

schoorsteenkap

kolderiek

geschift

krankjorum

getikte

dolleman

waanzinnige

ondeugend

mesjogge

nar

stapelgek

bah

absurd

Uitgesproken als (IPA)

/ɣɛk/

Etymologie (Engels)

From Middle Dutch geck (“madman”). Earlier origin uncertain, but perhaps from an imitative verb also found in Swedish gäcka (“to mock”).
Cognate with German Geck, Jeck, English geek (see etymology there).

Zinnen

De smartphone maakte een gek geluid .

The smartphone made a crazy sound.