high

Betekenis

Frequentie

A1
Uitgesproken als (IPA)
/ˈhaɪ/
Etymologie

From Middle English high, heigh, heih, from Old English hēah (“high, tall, lofty, high-class, exalted, sublime, illustrious, important, proud, haughty, deep, right”), from Proto-West Germanic *hauh (“high”), from Proto-Germanic *hauhaz (“high”), from Proto-Indo-European *kewk- (“to elevate, height”). Cognate with Scots heich (“high”), Saterland Frisian hooch (“high”), West Frisian heech (“high”), Dutch hoog (“high”), Low German hoog (“high”), German hoch (“high”), Swedish hög (“high”), Norwegian høy (“high”), Icelandic hár (“high”), Lithuanian kaukas (“bump, boil, sore”).

Engels

Begin met het leren van Engels met learnfeliz .

Oefen het spreken en onthouden van " high " en vele andere woorden en zinnen in Engels .

Ga naar onze Engels cursuspagina

Notes

Sign in to write sticky notes
Zinnen

Questions