zwingen

Betekenis (Engels)

1. (class-3,reflexive,strong,transitive) to force; to compel; to make (someone do something)
2. (class-3,intransitive,strong) to necessitate; to call for

Concepten

dwingen

verplichten

noodzaken

forceren

afdwingen

opdringen

aanbrengen

aandoen

aanslaan

aantrekken

belasten

belasting heffen op

opbrengen

opleggen

overweldigen

veraccijnzen

zich opdringen

bijeendrijven

dwingen tot

drijven

doen

bedwingen

brengen

Synoniemen

nötigen

verpflichten

erzwingen

aufnötigen

aufdrängen

dringen

aufdringen

mit normalem Luftdruck versehen

drängen

unter Druck setzen

druckfest machen

auf Normaldruck halten

bestimmen

anlegen

einengen

anmuten

antun

vorschreiben

anziehen

einfordern

andrehen

forcieren

lassen

auflegen

treiben

veranlassen

vergewaltigen

verpfänden

verstärken

bemüßigen

zusammenziehen

einen Gefallen tun

verdonnern

vergattern

in die Pflicht nehmen

jemanden zu etwas bringen

abkommandieren

nötingen

anhalten

🛑

aufbrechen

aufzwingen

bedrängen

bedrohen

bedürfen

beengen

beginnen

benötigen

bewirken

brauchen

drohen

einschränken

einspannen

🗜️

ermutigen

erpressen

folgen

Gewalt antun

machen

mahnen

müssen

pressen

sprengen

Met koppelteken als

zwin‧gen

Uitgesproken als (IPA)

/ˈtsvɪŋən/

Etymologie (Engels)

From Middle High German twingen, from Old High German dwingan, from Proto-Germanic *þwinganą, related to *þwangiz (“clamp, strap”).
Cognates include Dutch dwingen, Norwegian tvinge, Swedish tvinga, Icelandic þvinga. What may be perceived as a repetition of the consonant shift (from Germanic *þ → Old High German d → Middle High German t → modern German z) is a regular development that affected most words with Old High German dw- and tw- (compare Zwerg, but see also quengeln for a counterexample). Compare English twinge.