geschehen

Betekenis (Engels)

1. (class-5,intransitive,strong) to occur; to happen
2. (class-5,intransitive,strong) to happen
3. (class-5,impersonal,strong) to serve right, to be deserved [with dative ‘someone’ and recht ‘right’] (in this construction passieren is not possible)

Concepten

gebeuren

voorvallen

overkomen

plaatsvinden

geschieden

worden

toegaan

voorkomen

voortgang hebben

aan de hand zijn

plaatshebben

aanbelanden

aankomen

aanlanden

arriveren

bereiken

doorkomen

klaarspelen

slagen

slagen voor

terechtkomen

plaatsgrijpen

aan de hand zijn

tot stand komen

zijn

afspelen

heengaan

komen

materialiseren

verstoffelijken

Uitgesproken als (IPA)

/ɡəˈʃeːən/

Etymologie (Engels)

From Middle High German geschehen, geschēn, geschegen, from Old High German giskehan, scehan, from Proto-West Germanic *skehan (“to spring, come up, emerge, happen”). Cognate to Dutch geschieden.