aufhalten

Betekenis (Engels)

1. (class-7,strong,transitive) to halt, to stop; to hold (someone) up
2. (class-7,strong,transitive) to hold something open (for someone) (e.g., a door)
3. (class-7,reflexive,strong) to stay (in a place); to stay on
4. (class-7,reflexive,strong) to bother, to deal with

Concepten

houden

vasthouden

afhouden

onthouden

onttrekken

vertragen

bijhouden

weghouden

stoppen

afdammen

afsluiten

belemmeren

doorhalen

doorstrepen

een streep halen door

schrappen

stuwen

versperren

bijhouden

blijven

verblijven

hinderen

stelpen

doorbrengen

tegenhouden

verhinderen

verhoeden

voorkomen

Uitgesproken als (IPA)

/ˈʔaʊ̯fhaltn̩/

Etymologie (Engels)

From Middle High German ūfhalten. Equivalent to auf- + halten. Cognates include Dutch ophouden and English uphold.