ophouden

Betekenis (Engels)

1. (intransitive) to finish, end (to come to an end)
2. (intransitive) to cease, stop
3. (transitive) to hold up, to hinder
4. (transitive) to uphold, keep up, maintain

Concepten

ophouden

stoppen

eindigen

beëindigen

afsluiten

afmaken

uitscheiden

stilleggen

besluiten

aflaten

rekken

strekken

uitbreiden

uitsteken

uitstrekken

aflopen

uitmaken

voleindigen

wijken

einde

vertragen

uitgaan

uitlopen

uitraken

verlopen

afwikkelen

besmeren

doorsmeren

ontrollen

ontvouwen

smeren

spreiden

uitbouwen

uitrollen

uitspreiden

verdunnen

vergroten

versnijden

verwateren

detineren

reserveren

terughouden

weerhouden

tegenhouden

ten einde lopen

een einde maken

opgeven

beeindigen

staken

vergaan

gedaan zijn

bek dicht

hou je muil

klep dicht

mond houden

afremmen

bedwingen

beteugelen

betomen

in toom houden

intomen

onderdrukken

opkroppen

remmen

verdringen

verdrukken

verkroppen

barricaderen

belemmeren

verdwijnen

gereedkomen

opraken

einden

kappen

afslaan

overgaan

voorbijgaan

hooghouden

omhooghouden

zich ophouden

sterven

heengaan

afwerken

doden

dooddoen

ombrengen

opmaken

termineren

voltooien

onderbreken

opheffen

Uitgesproken als (IPA)

/ˈɔpˌɦɔu̯.də(n)/

Etymologie (Engels)

From op (“up”) + houden (“hold”).

Zinnen

We moeten ophouden met praten en overgaan op handelen .

We need to stop talking and start acting.