zegt…
" Nie Deeltje , to Voornaamwoord się Voornaamwoord stać Werkwoord nie Deeltje powinno Werkwoord , dopóki Ondergeschikte conjunctie mogłem temu Voornaamwoord przeszkodzić Werkwoord !"
Deeltje
Voornaamwoord
Voornaamwoord
Werkwoord
Deeltje
Werkwoord
Ondergeschikte conjunctie
Voornaamwoord
Werkwoord
"Nee, het zou niet moeten gebeuren zolang ik het zou kunnen onderbreken!" " Nee , het zou niet moeten gebeuren zolang ik het zou kunnen onderbreken !"
Collecties
🗣️
Letters and language
Woorden en zinnen
się
-
- reflexive pronoun; oneself, self
- each other, one another
- one's own home
stać
-
- to happen (to take place at a particular time)
- to become (to change into, to start being)
- to happen to, to happen with (to cause someone to undergo certain circumstances)
- to end up; to turn out
nie
-
negation particle; no, not
powinno
third-person singular neuter present of powinien
dopóki
- as long as, while
- until, till, before
mogłem
first-person singular masculine past of móc
przeszkodzić
- to hinder, to bother (to make a task difficult)
- to be an obstruction, to block
to
-
- used to attribute to the known object a characteristic that helps one know more about the topic; may optionally be followed by jest
- used to juxtapose elements that are equivalent
- used to indicate that the subject of the conversation has peculiarities which are familiar to the interlocutors, so that nothing else needs to be said about it in order to understand the topic
- in that case, then (used in if-constructions)