zegt…
Er Voornaamwoord ging Werkwoord davon Bijwoord aus Adpositie , nur Bijwoord noch Bijwoord die Bepaler feindliche Bijvoeglijk naamwoord Nachhut Zelfstandig naamwoord vor Adpositie sich Voornaamwoord zu haben .
Voornaamwoord
Werkwoord
Bijwoord
Adpositie
Bijwoord
Bijwoord
Bepaler
Bijvoeglijk naamwoord
Zelfstandig naamwoord
Adpositie
Voornaamwoord
Hij nam aan dat hij alleen de vijandelijke rebel voor hem had. Hij nam aan dat hij alleen de vijandelijke rebel voor hem had .
Woorden en zinnen
Er
-
a person or animal of male gender, a male
ging
first/third-person singular preterite of gehen
davon
from it, from that, therefrom, off it, off that
aus
-
out
noch
-
- still, yet (up to and including a given time)
- yet, eventually (at an unknown time in the future)
- additionally, in addition, besides, else; more often expressed in English with another, more
- just; barely (by a small margin)
- even
die
-
- nominative/accusative singular feminine of der
- nominative/accusative plural of der
feindliche
- inflection of feindlich:
- inflection of feindlich:
- inflection of feindlich:
- inflection of feindlich:
Nachhut
- rear, rearguard (the part of an army or fleet which comes last)
- anyone who comes last
Duits 