slag

Betekenis (Engels)

1. (masculine) a blow, knock, strike
2. (masculine) a stroke, limb movement; a style of movement, notably style of swimming
3. (masculine) a twist, turn
4. (masculine) a beat, pulsation
5. (masculine) a stroke, blow, hit, physical impact
6. (masculine) a count, occurrence; the striking of a clock
7. (masculine) a battle, violent confrontation
8. (masculine) a strike, hit
9. (masculine) a strike, fast move

Synoniemen

soort

gevecht

veldslag

aard

strijd

kamp

klap

treffen

valstrik

val

stoot

oorveeg

handigheid

flap

houw

type

vaardigheid

geslacht

👉👌

mep

bedrevenheid

klop

vlugheid

knal

genre

gesteldheid

zet

por

tegenslag

oorlog

schop

patat

tik

beweging

klets

dwaze streek

adres

beurt

bijlslag

dreun

duiventil

genrestuk

haal

hak

hoeveelheid

klasse

krijg

kwetsuur

natuur

peer

🍐

plof

ronde

scheut

schot

toer

veeg

verkoudheid

🥶

versie

vijg

vrucht

wonde

woordgeslacht

oplawaai

pats

👏

plons

teug

oorvijg

📦

Uitgesproken als (IPA)

/slɑx/

Etymologie (Engels)

From Middle Dutch slach, from Old Dutch slag, from Proto-West Germanic *slagi, from Proto-Germanic *slagiz.

Zinnen

Aan de slag , zou ik zeggen .

Please let us set about it.