herfst

Betekenis (Engels)

autumn, fall

Synoniemen

najaar

herfst-

jaargetijde

seizoen

najaars-

herfstdag

Vertalingen

Herbst

automne

otoño

autumn

fall

sonbahar

güz

payiz

saison

Uitgesproken als (IPA)

/ɦɛrfst/

Etymologie (Engels)

Overgenomen van Middelnederlands: herfst

Overgenomen van Old Dutch: *hervist

Verwant aan Duits: Herbst

Verwant aan Nedersaksisch: Harvst

Verwant aan Fries: hjerst

Verwant aan Engels: harvest

In summary

From Middle Dutch herfst, from Old Dutch *hervist, from Proto-West Germanic *harbist, from Proto-Germanic *harbistaz, from Proto-Indo-European *kerp-. The original meaning was “harvest time”, as is seen in herfstmaand.
Cognate with German Herbst, Low German Harvst, West Frisian hjerst, English harvest; further with Latin carpere (“to pick, to pluck”), Greek καρπός (karpós, “fruit, harvest”).

Zinnen

Oktober is toch de maand van de herfst .

October is the month of autumn after all.

September is de laatste maand van de zomer en meteen ook het begin van de herfst .

September is the last month of summer and also the beginning of autumn.

In de herfst vallen alle bladeren van de boom .

In autumn, all the leaves fall off the tree.

Herfst is het enige woord in het Nederlands dat eindigt op vier medeklinkers .

Autumn is the only word in Dutch that ends with four consonants.