bakker

Betekenis

baker (person who bakes and sells bread, etc)

Met koppelteken als

bak‧ker

Geslacht

♂️ Mannelijk

Uitgesproken als (IPA)

/ˈbɑ.kər/

Etymologie

From Middle Dutch backer, from Old Dutch *bakar, *baker, from Proto-Germanic *bakārijaz.

Zinnen

Ellen gaat iedere ochtend brood bij de bakker en vlees bij de slager halen .

Ellen goes to the bakery every morning to get bread and meat from the butcher.

De bakker had verse kersentaart gemaakt .

The baker had made fresh cherry pie.