mucho

Betekenis

Det

1. (masculine,singular) much, a lot of
2. (in-plural,masculine,singular) many, a lot of

Adv

1. much, a lot, far, way
2. long, a long time

Pron

a lot, many

Met koppelteken als

mu‧cho

Uitgesproken als (IPA)

/ˈmut͡ʃo/

Etymologie

Inherited from Old Spanish mucho, from Latin multus (“much, many”), from the Proto-Indo-European *ml̥tos (“crumbled, crumpled”, past passive participle). Compare the Portuguese muito (“much, many, a lot”). Unrelated to English much, which is related to archaic Spanish maño (“big”) (the second element in tamaño).

Zinnen

Yo no esperaba mucho de Carrie.

Ik had niet veel verwacht van Carrie.

Yo estaba avergonzada , porque fui a un colegio de monjas y las quería mucho "".

Ik schaamde me, omdat ik naar een non -school ging en ik heel veel van hen hield "".

No mucho , porque usted cosecha lo que siembra .

Niet veel, omdat je oogst wat zaait.

La 'mula' podía ser mucho más simple en su construcción .

De 'muilezel' kan veel eenvoudiger zijn in zijn constructie.

Hay mucho sentimiento en las obras góticas .

Er is veel gevoel in gotische werken.

Viena ha sido desde hace mucho tiempo un importante centro de la innovación musical .

Wenen is al lang een belangrijk centrum van muzikale innovatie.

El que mucho abarca poco aprieta .

Man van alles, meester van niks.

España se enfrentó a Hungría a la que le costó mucho derrotar .

Spanje werd geconfronteerd met Hongarije waartoe het veel kostte om te verslaan.