outstretch

Betekenis (Engels)

To extend by stretching

Concepten

strakker aantrekken

uitstrekken

Synoniemen

draw close

elongate

expand

follow through

lengthen

lengthening

prolong

splay

stretch

tighten

drawout

Vertalingen

ausstrecken

εξαπλώνω

τεντώνω

raidir

réduire

se raidir

tendre

stendere

distendere

alargar

إمتدّ

extender

Uitgesproken als (IPA)

/aʊtˈstɹɛt͡ʃ/

Etymologie (Engels)

Overgenomen van Middelengels: outstrecchen

Verwant aan Fries: útstreekje

Verwant aan Nederlands: uitstrekken

Verwant aan Duits: ausstrecken

Verwant aan Deens: udstrække

Verwant aan Zweeds: utsträcka

In summary

From Middle English outstrecchen, equivalent to out- + stretch. Cognate with West Frisian útstreekje (“to outstretch”), Dutch uitstrekken (“to outstretch”), German Low German utstrecken (“to outstretch”), German ausstrecken (“to outstretch”), Danish udstrække (“to outstretch”), Swedish utsträcka (“to outstretch”).