verlegen

Betekenis (Engels)

Verb

1. (weak) to misplace, to mislay
2. (weak) to lay
3. (weak) to reschedule, to postpone, to adjourn, to put off, to bring forward
4. (weak) to transfer, to shift, to relocate
5. (archaic, weak) to supply, to provide for; to expend, to disburse
6. (weak) to publish
7. (reflexive, weak) to resort (to)
8. (dated, weak) to block, to obstruct
9. (obsolete, weak) to refute, to disprove

Adj

1. abashed, embarrassed, confused, disconcerted, self-conscious
2. lacking, short of
3. (rare) creased (from having been lain on)

Concepten

verlegen

verdrijven

zetten

misleggen

bedeesd

beschaamd

emitteren

timide

uitgeven

verplaatsen

benard

in verlegenheid

van verlegenheid getuigend

beteuterd

verdringen

beschroomd

verlegenheid

op zijn neus kijkend

verroeren

gênant

penibel

pijnlijk

Synoniemen

verschieben

schüchtern

schamhaft

verwirrt

versetzen

beschämt

publizieren

herausgeben

verlieren

peinlich

aufschieben

umziehen

verdrängen

verlagern

einbüßen

umstellen

aufstellen

scheu

verschlampen

veröffentlichen

ausgeben

versperren

verlustig gehen

verklüngeln

überführen

verschusseln

zurücksetzen

abtransportieren

verschämt

betreten

evakuieren

bestürzt

übertragen

emittieren

befangen

perplex

😕

verbummeln

dürftig

auslegen

durchtrieben

dünn

aufgeregt

drucken

drehen

ausbreiten

irreführen

delegieren

in Verlegenheit

hineinstecken

Büschel

Vertalingen

bashful

misplace

shy

mislay

timido

avergonzado

publish

spostare

embarrassé

put

imbarazzato

move

vergognoso

déplacer

lay

Dialecten

Basel-Landschaft

verlääge

Basel-Landschaft

verleege

Basel-Landschaft

vernaise

Basel-Landschaft

vernäschte

Basel-Landschaft

vernischte

Basel-Landschaft

vernuusche

Sankt Gallen

vartattarat

Gegevens verstrekt door: Deutsch-Schweizerdeutsches Wörterbuch

Uitgesproken als (IPA)

/fɛɐˈleːɡən/

Etymologie (Engels)

Overgenomen van Middelhoogduits: verlegen

Overgenomen van Oudhoogduits: firleggen

Overgenomen van Oudhoogduits: firlegan

In summary

From Middle High German verlegen (“to misplace, obstruct”), from Old High German firleggen (“to cover”). By surface analysis, ver- + legen.